De Caribische zijde van Nicaragua is totaal anders dan het Spaanstalige westen, alsof je in een ander land bent. Hier is de voertaal Engels, bestaat de bevolking uit inheemse indianen en afstammelingen uit de slaventijd. Op straat hoor je overal Amerikaanse country muziek en reggae. Bluefields is het centrum van deze autonome regio en is overigens vernoemd naar een 17e eeuwse Nederlandse piraat, Abraham Blauvelt..
Er zijn nauwelijks wegen vanwege de vele rivieren en moerassige omstandigheden. De autoweg van Managua naar Bluefields is pas een paar jaar oud. Boten en vliegtuigen vormen dus het voornaamste vervoer. We hebben in deze regio een paar dagen doorgebracht in Pearl Lagoon (Laguna de Perlas), gelegen aan een grote lagune en een paar dagen op Little Corn Island, een ‘bounty-Island’ op een uurtje vliegen van Bluefields.
De lagune en het plaatsje Pearl Lagoon zijn bereikbaar via een spectaculaire tocht vanuit Bluefields per panga, een flinke sloep met één of twee 200PK-motoren er achter. De vaartijd is ruim een uur en gaat eigenlijk veel te hard door een flink stuk rivier met tropisch bos en mangrove. De langzame boot doet er een uur of vier over.
Het aantal hotels is beperkt, de meesten zijn via het internet prima te vinden. In dit gebied zijn weinig faciliteiten voor sportvisserij beschikbaar, maar via via is er van alles te regelen. Ook hier geldt dat je meestal via de hotels met de lokale visgidsen in contact kunt komen. Via Hotel Casa Blanca in Pearl Lagoon, waar wij verbleven, is het bijvoorbeeld ook mogelijk om voor meerdere dagen een motorboot met lokale bemanning te huren. Tijdens het tarponseizoen kun je dan op afgelegen plekken in de lagune kamperen en op de beste momenten je hengel uitgooien.
Onze eerste vistrip deden we met Miskito indianen bij de monding van de rivier, brak water dus, met kans op van alles. Orlando en José namen ons mee in hun eigen boot vanuit hun dorpje. De uit een boomstam uitgehakte kano heeft een zeiltje van zwart landbouwplastic. Ze hebben het niet breed hier. We hebben de wind tegen en moeten tegen de stroom in peddelen. José vangt aasvis en garnalen met een werpnet.
Op de rivier leggen we even aan bij collega-vissers die vroeg in de ochtend garnalen hadden gevangen. De bijna 10 cm grote garnalen zijn het meest gebruikte aas hier voor de handlijnen.
Daarna wordt met het anker effectief een van de geulen in de rivier opgezocht. Na een paar pogingen zijn de heren tevreden. Orlando en José vissen met handlijnen (zeker 70/00mm nylon met een paar haken minstens 5/0), één beaasd met garnaal, de ander met een aasvis.
Ik vis met een 30 grams loodje en een paternostertje met 2 gulhaken 2/0, nét genoeg om in de stevige stroming te blijven liggen.
De visserij is druk en leuk, om de beurt en achter elkaar vangen: prachtige doch giftige meervallen, croakers en snook.
Dan schiet de handlijn van Orlando ineens strak en ontstaat er wat consternatie. Ratelend komt de lijn van de PVC-bol af en de bol schiet uiteindelijk uit zijn hand. De drijvende witte bol is al snel 20 meter verder. José haalt het anker op en we peddelen snel naar de bol. En nóg een keer is het ding niet te houden…..dit móet iets heel flinks zijn. Na tien minuten wordt het duidelijk, een flinke pijlstaartrog.
Ik betwijfel of ik die met mijn spinhengeltje had binnengekregen….
Als een paar uur later het tij stilvalt, vallen ook de beten weg. We verkassen nog een paar keer, maar dan het is voorbij. Op de terugweg is de stroom nog steeds te stevig om tegenin de kanoën, maar we hebben de wind mee en het zeil wordt gehesen.
Wanneer we het dorp naderen komt de hele familie uitgelopen. De rog wordt ter plekke in eetbare stukken gehakt.
Even later genieten we van verse rogvleugel en maken we kennis met de andere dorpsbewoners.
Een paar dagen later maken we een tochtje met de eigenaresse van het hotel Casa Blanco en een paar zonen. Zij hoort de de Garifune, een stam bestaande uit nakomelingen van na een schipbreuk vrijgekomen slaven en indianen. Zij wonen langs de kust van Honduras, Belize, Guatemala en Nicaragua. We bezochten een aantal Garifune-dorpen en we hebben een paar uur aan een riviermonding aan de lagune gevist.
We vingen niets, maar hebben wel een krokodil gezien. Tijdens het varen over de lagune kon ik het niet laten een aasje achter de boot aan te slepen. Na een aanbeet mocht ik enkele minuten met een mooie snook (ik heb ‘m gezien!) stoeien, en toen schoot de haak los, jammerrrr….
Vissen bij Little Corn Island
De Corn Islands liggen ongeveer 70 kilometer uit de kust bij Bluefields, een kort stukje vliegen in een zes persoons vliegtuigje. Vanuit de haven van Big Corn gaat er een boot die je in een uurtje naar Little Corn brengt. Er zijn diverse hutjes aan het strand te huur. Zowel aan de Pacific als de Caribische kust is het prima (little) big game vissen in Nicaragua. Als je maar in het goede seizoen komt (check de vangsttabellen op internet). Het materiaal is meestal geen topklasse, tenzij je met een dure Amerikaanse charter in zee gaat. Een reisset voor slepende visserij kan veel plezier opleveren. Langs de kust zijn overal wel vissers te regelen voor een begeleide (halve) dagtocht.
We vissen we een middagje met Alfonso (een van de lokale vissers, 50 dollar p/p).
Al trollend met vliegende vis als aas vangen we een crevaille jack en een barracuda, beide ruim 70 cm.
Op het rif rond het eiland zien we in het kraakheldere water kleine en grote zeeschildpadden. Ook vissen we nog even met handlijnen en vangen kleine snappers en rotsbaarsjes.
Een leuk tochtje, zonder echt spectakel. Ik besteed ook een paar uur met vissen vanaf het havenpiertje op Little Corn. Het tobylepeltje levert een aantal snappertjes en een hagedisvisje op, leuk voor m’n soortenlijstje!
De volgende dag komt Alfonso langs, terwijl ik sta te gooien vanaf het piertje. Alfonso heeft zin om te gaan vissen, maar geen klant. ”No worries, just pay some for the gas, and then we go fishing.” We varen naar een plek nét buiten het rif boven een wrak, die hij zonder gps perfect weet te vinden. Werpend vangen we kleine snappers. Op een gegeven moment zien we drie fregatvogels duidelijk iets volgen en duiken en besluiten er achteraan te gaan. Alfonso meent een marlijn te hebben gezien. Afwisselend vissen we slepend, driftend en werpend. We vangen diverse kleinere vissen die we ook gebruiken als levend aas. Ik werp met mijn spinhengeltje en een 20 grams blauw tobylepeltje. De vogels en ons bootje komen dichterbij elkaar, en BOEM…ja hoor.
Helaas bijt onze onbekende vriend aan het verkeerde hengeltje, de mijne. Er staan ook nog twee, zo goed als volwaardige boothengels van Alfonso uit. Als een onderzeeër gaat tie, eerst recht naar beneden en daarna er vandoor. De slip doet goed z’n werk, de hengel gaat tot aan het handvat krom. Alfonso heeft de motor reeds gestart en wij er achteraan. De deining ter plekke is echter tot ruim drie meter hoog. (Dit is tevens de verklaring dat foto’s ontbreken). En we moeten tegen de deining in, een extra belasting voor het toch al veeel te iele hengeltje voor deze visserij. Na ruim 5 minuten -misschien wel meer- besliste een 4 meter hoog watermuurtje en een droge tik het duel. Weg is de spanning, de 14/00 gevlochten lijn is ruim boven de 40/00 fluorocaron voorslag en het staaldraadje uiteindelijk tóch ergens langs geschuurd. Ook Little Corn Island heeft dus mooie en véél koraalriffen….. Maar ik heb nog wel een paar uur plezier van de adrenalinestoot van deze beet. En als ik hier ooit weer terugkom, heb ik zwaarder materiaal bij me.
Dit was de serie over het vissen in Nicaragua tijdens vakanties in 2007 en 2010. De foto’s zijn van Petra de Boer en Marc. Mocht je meer informatie wensen, vragen beantwoord ik graag.
Groeten!
Marc
Ingrid
13 mei 2013
Goed verhaal! Groet, Ingrid
zeevissermarc
14 mei 2013
Bedankt!
Groeten
Marc